Sint-Johannes de Doperkerk
- Romaans
- 13de eeuw, toren midden 16de eeuw
- Protestants
- Grafzerken, preekstoel, orgel
“Yn Deinum stiet in sipel op ‘e toer” luidt de tekst van een oud Fries volksliedje. De fraai gedetailleerde toren kreeg namelijk in 1589 een elegante ui-vormige bekroning en hoekpinakels.
De kerk staat op een opvallend hoog terprestant en stamt uit de dertiende eeuw. Die datering bewijzen onder meer de stukken muur van tufsteen. Andere delen zijn jonger. Zoals het vijfzijdig gesloten koor uit begin vijftiende eeuw en de achttiende-eeuwse muurpartij met de huidige ingang.
Het ruime, sobere interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. In het koor ligt een collectie renaissancezerken van beroemde hardsteenhouwers zoals Benedictus Gerbrandtsz, Pieter Dircks en Claes Jelles. Ook het orgel en de preekstoel zijn het bekijken waard.
Extra informatie:
De kerk staat op een opvallend hoog terprestant. Van deze aan Johannes de Doper gewijde kerk begint de bouwgeschiedenis in de 13de eeuw. Het oudste gedeelte is te vinden in de noordmuur. Nabij de toren staat de huidige ingang in een 18de–eeuwse muurpartij. Hiernaast is een oude, dichtgemetselde ingang te vinden: van gotisch model onder een segmentboog en in een geprofileerde spitsboognis. Meer naar het oosten is een flink stuk muurwerk in tufsteen uitgevoerd, materiaal dat in de eerste helft van de 13de eeuw moet zijn hergebruikt. Hoog in het muurwerk staan kleine rondboogvensters. Het vijfzijdig gesloten koor van gemêleerde rode en gele baksteen met steunberen op de hoeken is vroeg 15de-eeuws. In de sluitmuur staat een smal, hoog rondboogvenster, in de naastgelegen muurvakken zitten diepe blindnissen van hetzelfde model. De zuidmuur is voorzien van grote, laatgotische vensters met rode dagkanten en traceringen. De muurpartij dichtbij de toren is 18de-eeuws; hierin staat een rondbogige ingang.
De rijk uitgedoste, drie geledingen hoge toren is van 1550-’67. De onderste geleding heeft in de westgevel een spitsboogvenster met diepe, rijk geprofileerde dagkanten en zandstenen traceringen. De andere geledingen zijn aan alle zijden versierd met ondiepe, hoge spitsboognissen, voorzien van fijne traceringen van zandsteen. Op deze fraaie torenromp zijn in 1589 een elegante ui-vormige spits en hoekpinakels als karakteristieke bekroning geplaatst.
Het ruime, sobere interieur is gedekt door een houten tongewelf. In het koor ligt een collectie renaissancezerken van grote hardsteenhouwers. Bijvoorbeeld die voor het geslacht Feitsma: voor Siuck Feytsma, in 1551 door Benedictus Gerbrandtsz. gehouwen en ook voor Rioerd Feitsma (overleden 1556), waarschijnlijk van dezelfde meester. Die voor Hessel van Feitsma werd gemaakt door Pieter Dircks in 1561 en die voor Ofko van Feytsma was in 1605 het werk van Claes Jelles. De preekstoel met klankbord en aan de kuip gecanneleerde zuiltjes is in 1696 door Jan Matheüs gemaakt. Het orgel is in 1865 gebouwd door Willem Hardorff uit Leeuwarden.